6 februari 2013
Feitenonderzoek Derde Merwedehaven
Op 6 februari besprak de Statencommissie Verkeer en Milieu het Feitenonderzoek van TNO over Afvalberging Derde Merwedehaven. Dit rapport: “Feitenonderzoek naar het storten van asbesthoudende materialen op de stortplaats Derde Merwedehaven in Dordrecht in de periode 1990-2010” werd op 27 november 2012 gepresenteerd.
Doelstelling van het feitenonderzoek is om de feiten met betrekking tot het storten van asbesthoudend materiaal duidelijk te krijgen zonder daar verder conclusies aan te verbinden.
Statenlid Stoop geeft in zijn bijdrage aan dat het hier gaat om een lastige kwestie die de gemoederen al heel lang bezig houdt. De hoop bij velen was dat met dit onderzoek duidelijkheid zou komen over de omvang van de hoeveelheid asbesthoudend materiaal, zodat er meer zicht zou kunnen komen op mogelijke gezondheidsrisico's. ‘Uit de reacties blijkt dat, wat dit betreft, het onderzoek zijn doel niet heeft bereikt. Dat is buitengewoon jammer’, zo stelt hij.
Het doel van het feitenonderzoek was om informatie boven tafel te krijgen op basis waarvan meer gezegd zou kunnen worden over de gezondheidsrisico's als gevolg van het storten van asbesthoudend materiaal. Uit het rapport van TNO is veel duidelijk geworden. Er is het nodige mis geweest met gevolg geven aan de vergunningeisen, het toezicht en de handhaving daarop.
‘Het is onbevredigend dat uit het onderzoek naar voren komt dat over een bepaalde periode geen archiefmateriaal beschikbaar was. Ik vind dat vreemd. Waar is het materiaal dan wel als de provincie er niet of niet meer over beschikt? Of zijn er conform de wettelijke voorschriften documenten inmiddels vernietigd?
Eerlijk gezegd vind ik de reactie van GS aan de magere kant. Eigenlijk wordt niet meer gezegd dan dat er nu op een transparante manier processen in kaart zijn gebracht en dat de relevante feiten op een rij staan. Maar belangrijker is een antwoord op de vraag hoe GS de gepresenteerde feiten wegen en beoordelen en welke conclusies zij daaraan verbinden. Is er niet meer te zeggen dan dat er een goed beeld is en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er sprake is van een verhoogd risico voor de omgeving?’, zo vroeg SGP Statenlid Stoop zich af.
In zijn betoog refereerde de heer Stoop verder aan de gepeperde brief die door de gemeenteraad van Sliedrecht is gestuurd, waarin gesteld wordt dat het onderzoek niet conform opdracht is uitgevoerd en dat men op het verkeerde been is gezet. De brief is gebaseerd op een soort contra-expertise of second opinion van de heer Vollenbroek.
Stoop: ‘Kortheidshalve stel ik de vraag hoe de gedeputeerde aankijkt tegen de brief van de gemeenteraad’.
Gedeputeerde Janssen heeft in zijn antwoord aangegeven dat (zeker achteraf gezien) zaken rond toezicht en handhaving anders hadden gemoeten. Hij de consequenties van het onderzoek verwerken in de vernieuwde nota over vergunningverlening, toezicht en handhaving die later dit jaar zal verschijnen. In zijn toelichting meldde de gedeputeerde ook dat dit onderzoek samen met de nog te verwachten uitkomen van het strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie een compleet beeld moet opleveren. Dat het archief niet meer compleet is, heeft te maken met het feit dat conform de regels van de Archiefwet oudere stukken zijn vernietigd. Tot slot stelde Jansen in reactie op de brief van de gemeenteraad van Sliedrecht dat hij geen aanleiding ziet voor een aanvullend onderzoek.
Later dit jaar zal in de commissie van gedachten worden gewisseld over de aangekondigde nota.